Archeologisch onderzoek - naar uitvoerder
Het overzicht van archeologisch onderzoek naar type uitvoerder maakt duidelijk dat het aantal uitvoerders tot de invoering van de Monumentenwet in 1988 beperkt was. Vanaf dat moment treedt een duidelijke verandering op en krijgen bedrijven en ook universiteiten een steeds groter aandeel. In 2020 steeg het aantal onderzoeksmeldingen door bedrijven met meer dan 500 t.o.v. 2019, die van universiteiten stegen van 85 naar 96.
Bovenstaande grafieken tonen de verschillende typen uitvoerders van archeologisch onderzoek in Nederland naar aantal in 1908-2020 op basis van de onderzoeksmeldingen in Archis.
Bedrijven vanaf 1991 grootste uitvoerder
In de loop van de jaren negentig worden de effecten van de wijziging van de Monumentenwet en de introductie van marktwerking duidelijk zichtbaar. Het aantal archeologische bedrijven met een vergunning voor het uitvoeren van booronderzoek en opgravingen groeit gestaag. Ze nemen steeds meer bureau- en veldonderzoeken voor hun rekening en uiteindelijk staan ze garant voor circa 90% van het archeologisch onderzoek in Nederland. In 2020 werden 4.750 onderzoeken door bedrijven gemeld.
Gemeenten een goede tweede
De bijdrage van rijksoverheid en universiteiten aan het archeologische onderzoek wordt, hoewel de aantallen voor de laatste in 2020 een lichte stijging laten zien, steeds kleiner. De rijksoverheid (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) voert alleen nog kleinschalig veldwerk uit in het kader van de beschermingsagenda en deed dat in 2020 nog maar 2 maal.. Gemeenten voeren nog wel onderzoeken uit binnen de eigen gemeentegrenzen. Het aantal onderzoeken door gemeenten is de laatste jaren redelijkl constant rond de 300 per jaar (met een kleine uitschieter in 2018 van 676), waarmee zij een constante bijdrage leveren die groter is dan die van het rijk, universiteiten en overige uitvoerders (die niet tot de categorie 'bedrijven' behoren) bij elkaar.
Archeologisch Informatiesysteem (Archis) - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
31 december 2020
Meet frequentie: jaarlijks
De rijksoverheid is in deze context nu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Hiertoe worden ook gerekend zijn voorgangers de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Ook het Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie is geclusterd onder RCE.
De restcategorie ‘overig’ bestaat uit diverse instanties die niet tot één van de genoemde typen uitvoerders zijn gerekend. Voorbeelden zijn Cultureel Erfgoed Noord-Holland, Libau Steunpunt voor Monumenten en het Veenkoloniaal Museum.
De onderzoeksmeldingen worden in Archis geregistreerd door de uitvoerder van het onderzoek. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed controleert op de aanwezigheid van een plan van aanpak of programma van eisen voor opgravingen, proefputten, proefsleuven en archeologische begeleidingen.
Voor het inzichtelijk maken van kwantitatieve ontwikkelingen over de lange termijn (periode 1908 tot heden) in het archeologisch onderzoek in Nederland, zijn de onderzoeksmeldingen uit Archis II de best beschikbare en toegankelijke bron. Het gebruik van deze data kent echter een aantal problemen:
1) Pas in 1988 wordt het verplicht om opgravingen te melden, conform artikel 41 van de Monumentenwet 1988. In de vigerende versie van de Monumentwet 1988 wordt deze verplichting vermeld onder §3 Opgravingsvergunning, artikel 46 : 1. “De houder van een opgravingsvergunning meldt de aanvang van een opgraving aan Onze minister.” Voor 1988 bestond er geen verplichting tot het melden van opgravingen.
2) Archis is als project gestart in 1988, maar werd als digitaal archeologisch informatiesysteem pas operationeel in 1992 (Archis I). In dat jaar vindt ook de oplevering van het Archeologisch Basis Register (ABR) plaats. Tussen 1992-2002 was het nog niet mogelijk om gegevens digitaal, rechtstreeks te melden. Gegevens over vondsten en vindplaatsen werden ingevoerd in het programma ARBASE en via een diskette beschikbaar gesteld aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Artikel 41-meldingen van opgravingen werden eveneens op deze wijze (zij het niet consequent) of aan de hand van papieren formulieren aan de ROB gemeld. Vervolgens werden de gegevens bij de ROB ingelezen in Archis I. Pas na de operationalisering van Archis II in 2002 en mede dankzij de snelle ontwikkelingen van Internet (toegankelijkheid, gebruik) werd het mogelijk voor externe instanties en personen om opgravingen en vondsten/vindplaatsen rechtstreeks (digitaal) in te voeren in Archis.
3) Pas in 2001 wordt het melden van andere typen onderzoeken dan opgraven (bijvoorbeeld inventariserend veldonderzoek, archeologische begeleiding) verplicht gesteld. In dat jaar wordt de KNA geïntroduceerd. De KNA schrijft voor dat alle archeologische onderzoeken in Archis moeten worden aangemeld. Naar aanleiding van deze verplichting wordt, eveneens in 2001, het kopje ‘Onderzoeksmelding’ opgenomen in Archis.
Om bovengenoemde redenen moeten we er rekening mee houden dat vóór 2001 veel onderzoeken zijn uitgevoerd die niet zijn gemeld. Het lage aantal meldingen van onderzoek dat tussen 1908 en 1988 is uitgevoerd, vormt hiervoor een duidelijke aanwijzing.
In 2017 is het aantal onderzoeksmeldingen voor alle jaren aangepast. Dit heeft ermee te maken dat de meldingen in Archis met terugwerkende kracht zijn aangepast en verbeterd.
Lees hier meer over dit onderwerp.