Museale collecties - bruiklenen per museumcategorie
Per museumcategorie verschilt het aandeel en het soort bruiklenen in de collectie, maar in bijna alle categorieën is de grootste groep bruiklenen afkomstig van binnenlandse particulieren. De museumcategorie volkenkunde heeft hierbij het grootste aandeel (25%).
Bovenstaande grafieken tonen het percentage van de collectie dat bestaat uit bruiklenen van binnenlandse- en buitenlandse musea en binnen- en buitelandse particulieren per museumcategorie in 2016. Het verschil in staaflengte bij gelijke getallen wordt veroorzaakt door afronding.
Categorieën Geschiedenis en Bedrijf, wetenschap en techniek meeste bruiklenen binnenlandse musea
Alle museumcategorieën hebben in meer of mindere mate bruiklenen van binnenlandse musea in hun collectie. Volkenkundige- en Kunstmusea hebben met 1% het kleinste aandeel bruiklenen van binnenlandse musea in hun collectie. Musea voor Geschiedenis en die voor Bedrijf, wetenschap en techniek hebben het grootste aandeel bruiklenen van binnenlandse musea, beiden 3%. Alleen de musea voor Beeldende Kunst hebben een aandeel bruiklenen van buitenlandse musea (1%). Bij de overige musea is dit aandeel 0% of net iets daarboven
Volkenkundige musea grootste aandeel bruiklenen paticulieren binnenland
Volkenkundige musea hebben met een aandeel van 25% veruit de meeste bruiklenen van binnenlandse particulieren. Bij de Kunstmusea is dit aandeel 13%, bij die voor Geschiedenis en die voor Bedrijf, wetenschap en techniek is dit 10% en bij de natuurhistorische musea is dit 6%. Alleen de musea voor Bedrijf, wetenschap en techniek hebben een aandeel bruiklenen van particulieren uit het buitenland in de collectie (2%). Bij de overige categorieën schommeldt dit op of net boven de 0%.
Museumstatistiek 2016, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Museumvereniging (MV) en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
31 december 2016
Meetfrequentie: vierjaarlijks
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de enquête Museumstatistiek die het CBS heeft gehouden onder de totale museumpopulatie van Nederland in 2009, 2011, 2013, 2015 en 2016. Vanaf 2015 heeft deze enquête plaatsgevonden in samenwerking met de Museumvereniging (MV) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Dit heeft geleid tot het vaststellen van een nieuwe museumpopulatie op basis van nieuwe criteria. Deze populatie is gezamenlijk vastgesteld door de RCE, MV en het CBS.
De cijfers van de provincies Utrecht en Flevoland zijn samen opgeteld, omdat de cijfers van Flevoland te klein en daardoor herleidbaar zijn.
In de bovenstaande cijfers zijn de musea onder andere opgedeeld naar museumcategorie. In 2016 waren er 84 kunstmusea, 407 geschiedenis musea, 40 natuurhistorische musea, 18 volkenkundige musea en 139 musea die vallen in de categorie 'bedrijf, weenschap en techniek'.
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de antwoorden van de responderende musea uit de door de RCE, MV en CBS vastgestelde museumpopulatie. Download hier de de cijfers van het aantal responderende musea per provincie, museumcategorie en museumstatus over de jaren 2009, 2011, 2013, 2015 en 2016.
De gegevens zijn gebaseerd op voorlopige cijfers. De voorlopige cijfers voor de totale populatie van 2015 zijn terug te vinden in de databank. De definitieve cijfers van 2015 zijn raad te plegen op Statline van het CBS.