Museale financiën - subsidies
Vooral de loon- en provinciale subsidie aan de musea stegen sinds 2017. Musea in Noord-Holland en Zuid-Holland ontvangen over het algemeen de hoogste subsidiebedragen evenals de kunst- en geschiedenismusea.
Bovenstaande grafieken tonen de trend van de hoogte van de subsidies aan musea van 2016-2018 evenals de hoogte van subsidies aan musea per provincie, museumcategorie en museumstatus in 2018. De trendcijfers zijn gebaseerd op een panel van musea die in 2016, 2017 én 2018 tot de responsgroep behoorden. Het gaat hier dus niet om de totale museumpopulatie in die jaren.
623 miljoen aan verleende subsidie in 2018
In 2018 werd er aan de Nederlandse musea in totaal 623 miljoen euro aan subsidie verleend, waarvan 259 miljoen door het rijk, 8,4% meer dan in 2016. Vooral het aandeel loonsubsidie steeg, met 50%, maar ook het aandeel provinciale subsidie steeg met 17,6% sinds 2016..Musea in Noord- en Zuid-Holland ontvingen in 2018 verreweg de meeste subsidie in totaal, respectievelijk 210 en 191 miljoen euro. De musea in Drenthe, Groningen en Zeeland ontvingen minder dan 10.000 euro in totaal, de musea in de overige provincies tussen de 53 en de 18 miljoen.
Subsidie vooral naar 'geschiedenis' en 'kunst'
De musea voor kunst en die voor geschiedenis ontvingen het grootste deel van de subsidies (83%). Bijna 267 miljoen van de in totaal 622 miljoen ging naar geschiedenismusea, 250 miljoen naar kunstmusea. Geschiedenismusea ontvingen in 2018 zowel het hoogste bedrag aan rijkssubsidie (128 miljoen van de 258), als het hoogste bedrag aan provinciale subsidie (44 miljoen van de 64). Kunstmusea ontvingen het meeste gemeentesubsidie (107 miljoen van de 186 miljoen in totaal, t.o.v. 61 miljoen voor geschiedenismusea)
244 miljoen aan subsidie naar de 27 BIS-musea
De 27 BIS-musea ontvingen in 2018 in totaal 244 miljoen subsidie, waarvan 192 miljoen euro aan rijkssubsidie, De 441 overig-geregistreerde musea ontvingen in totaal 347 miljoen euro subsidie, waarvan 66 miljoen van het rijk. De overig-geregistreerde musea ontvingen met name gemeentesubsidie, in totaal 168 miljoen.
Museumstatistiek 2009-2018 Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Museumvereniging (MV) en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
31 december 2018
Meetfrequentie: jaarlijks
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de enquête Museumstatistiek die het CBS heeft gehouden onder de totale museumpopulatie in Nederland in 2009, 2011, 2013, 2015-2018. Vanaf 2015 vindt deze enquête jaarlijks plaats in samenwerking met de Museumvereniging (MV) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Deze samenwerking heeft geleid tot het herzien van de museumpopulatie, die op basis van gezamenlijk vastgestelde criteria tot stand is gekomen.
In de bovenstaande cijfers zijn de musea onder andere opgedeeld in Basisinfrastructuur (BIS) musea, overig geregistreerde (niet-BIS) musea en ongeregistreerde musea. Deze populatie is gezamenlijk vastgesteld door de RCE, MV en het CBS. In 2018 waren er 27 BIS musea die subsidie ontvingen vanuit het rijk. Daarnaast waren er in 2018 441 geregistreerde musea die stonden ingeschreven bij de stichting Museumregister Nederland. Ook zijn er in 2018 148 ongeregistreerde musea opgenomen in de museumpopulatie van de RCE, omdat deze weliswaar (nog) niet in het Museumregister staan ingeschreven, maar naar onze mening wel voldoen aan bepaalde criteria. Het gaat hier vaak om kleine en/of particuliere musea.
De musea zijn ook opgedeeld in 6 museumcategorieën. In 2018 waren er naar eigen opgave van de 616 musea 117 gewijd aan kunst, 395 aan geschiedenis, 26 aan natuurhistorie, 12 aan volkenkunde en 59 aan bedrijf, wetenschap en techniek. 7 musea schaarden zich in de categorie overig. Sinds de meting van 2017 hebben musea zelf kunnen aangeven tot welke museumcategorie zij behoren. In voorgaande jaren is deze indeling door de RCE uitgevoerd. In enkele gevallen komt het dus voor dat musea in een andere museumcategorie zijn ingedeeld dan in voorgaande jaren. Ook nieuw in 2017 was de mogelijkheid dat musea konden aangeven niet tot een van de vijf vooraf gedefinieerde categorieën te behoren.
De cijfers van de musea in Flevoland zijn opgeteld bij die van de provincie Utrecht. Vanwege het lage aantal musea in de provincie Flevoland zouden deze te herleiden kunnen zijn tot individueel museumniveau.
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de antwoorden van de responderende musea uit de door de RCE, MV en CBS gezamenlijk vastgestelde museumpopulatie. Download hier de de cijfers van het aantal responderende musea per provincie, museumcategorie en museumstatus over de jaren 2009, 2011, 2013, 2015-2018 en hier de lijst van alle musea in de populatie en de gebruikte labels.
De gegevens zijn gebaseerd op voorlopige cijfers. De voorlopige cijfers voor de totale populatie van 2018 zijn terug te vinden in de databank. De definitieve cijfers zijn te raadplegen op Statline van het CBS.
Lees hier meer over dit onderwerp.