Restauratiehypotheken NRF - per categorie
De meeste Restauratiefonds-hypotheken werden in de periode 2006-2017 afgesloten voor monumenten in de categorie ‘gebouwen, woonhuizen’ (2.410 van de 3.533) en dit betrof 67% van het totaal geleende hypotheekbedrag. Ook de meeste Restauratiefondsplus-hypotheken in de periode 2012-2017 werden afgesloten voor monumenten binnen deze categorie (43 van de 126), 36% van het totale geleende bedrag.
Bovenstaande grafieken geven het aantal in de Rf-h en Rf-h+ afgesloten leningen en het geleende bedrag per categorie per jaar weer.
Het Nationaal Restauratie Fonds verstrekt twee soorten laagrentende leningen: de Restauratiefonds-hypotheek (Rf-h) voor woonhuismonumenten en de Restauratiefondsplus-hypotheek (Rf-h+) voor niet-woonhuismonumenten.
Na 'gebouwen, woonhuizen' meeste Rf-h-leningen voor 'agrarische gebouwen'
Voor de categorie ‘gebouwen, woonhuizen’ werden 2.410 leningen afgesloten (67% van het totaalaantal) voor een totaalbedrag van €249.216.380 (67%). Op de tweede plaats werd 23% van de totale leningen afgesloten voor de categorie ‘agrarische gebouwen’ (809), voor een totaalbedrag van €83.217.351 (23%). De overige categorieën vormen 2% of minder van het totaal aantal leningen en maken 3% of minder van het totaal geleende bedrag uit.
Na 'gebouwen, woonhuizen' meeste Rf-h+-leningen voor 'kerkelijke gebouwen'
Ook voor de Rf-h+ leningen geldt dat de categorie ‘gebouwen, woonhuizen’ de grootste groep vertegenwoordigt, maar de monumenten in deze categorieën betreffen geen woonhuizen maar andere gebouwen zoals fabriekshallen. In deze categorie werd 34,1% van alle leningen afgesloten (43 van de in totaal 126) voor een totaalbedrag van €33.549.853 (36% van het totaal). Op de tweede plaats werd voor de categorie ‘agrarische gebouwen’ geleend, namelijk in totaal 19 leningen (15%). Qua aandeel van het budget komen zij op een vierde plaats met €0.377.448 (10%). 'Openbare gebouwen' hebben qua aandeel van het budget een tweede plaats met een bedrag van €14.998.941 (16%), terwijl er 'slechts' 14 leningen (11%) zijn afgesloten in deze categorie. Op de derde plek staan ‘kerkelijke gebouwen’ met €13.056.941 (14%) en 17 leningen (14%).
Registratie Nationaal Restauratie Fonds 2018.
31 december 2017
Meetfrequentie: jaarlijks
De gegevens voor deze indicatoren zijn afkomstig van het Nationaal Restauratie Fonds.
De getoonde aantallen en bedragen voor de jaren 2006 t/m 2017 zijn van toepassing op het moment van het afsluiten van de lening. Mutaties in een later stadium zijn niet in deze indicator verwerkt.
De monumentcategorieën van het NRF en de Erfgoedmonitor verschillen van elkaar. De definitie van 'woonhuizen' is volgens het NRF als volgt:
“Woonhuizen zijn beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen die in oorsprong geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd voor bewoning. Onder woonhuizen vallen ook beschermde monumenten en zelfstandige onderdelen met in oorsprong gemengde functies, zoals: wonen/horeca, wonen/kantoor, wonen/pakhuis, wonen/werken en wonen/winkel. Daarnaast vallen er beschermde monumenten en zelfstandige onderdelen onder die oorspronkelijk een andere functie dan bewoning hadden, maar die nu voor meer dan de helft (in m2) voor bewoning in gebruik zijn. Kelders, zolders, bergingen en garages worden hierbij aangemerkt als ruimtes met een woonfunctie.
Bij gebouwen zoals kazernes, kloosters en internaten, is veelal sprake van een oorspronkelijke specifieke woonfunctie, maar het karakter van deze gebouwen wordt in de eerste plaats bepaald door hun militaire, religieuze of onderwijsfunctie. Daarom gelden zij, zolang zij hun oorspronkelijke functie hebben, niet als woonhuizen. Indien zij hun oorspronkelijke functie echter verloren hebben en nu voor meer dan de helft worden bewoond, worden zij wel als woonhuis aangemerkt. Gebouwen zoals pastorieën, kosterswoningen en dergelijke worden altijd aangemerkt als woonhuizen, ook als ze met een kerkgebouw onder één monumentnummer staan geregistreerd.
Niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die onderdeel uitmaken van een in het Museumregister Nederland geregistreerd museum, alsmede kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.
Onder agrarische gebouwen vallen zowel hoofd- als bijgebouwen van boerderijen, alsmede vrijstaande gebouwen zoals schuren en schaapskooien. Ook het woonhuisgedeelte van de boerderij valt onder de agrarische gebouwen. Daarbij maakt het niet uit of het vrij staat of aan het bedrijfsgedeelte is vast gebouwd. Of sprake is van een dergelijke verbinding is streekgebonden, maar het principe van woon- en bedrijfsgedeelte is overal hetzelfde. Evenals bij eerdergenoemde kazernes, kloosters en internaten staat bij boerderijen de woonfunctie niet voorop. De huidige functie doet bij agrarische gebouwen niet ter zake. Dus ook als in het bedrijfsgedeelte momenteel wordt gewoond, geldt dit niet als woonhuis.”
De cijfers in de Erfgoedmonitor zijn gebaseerd op de CBS-categorieën uit het monumentenregister. Voor woonhuizen is in deze indeling geen aparte categorie opgenomen. Woonhuizen zijn, net als bijvoorbeeld fabrieken, onderdeel van de categorie “Gebouwen, woonhuizen”. Op basis van deze categorie kunnen dus geen sluitende uitspraken worden gedaan over het aantal woonhuizen waarvoor gebruik wordt gemaakt van de regeling. Dit kan wel worden afgeleid uit de categorieën gehanteerd door het NRF.
Zie voor meer informatie de onderwerpspagina Restauratieleningen NRF