Cultureel erfgoed in bestemmingsplannen
Cultureel erfgoed draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving, en ontwikkelingen in die omgeving kunnen weer van invloed zijn op het behoud van dat erfgoed. Bij het maken van nieuwe plannen is het daarom belangrijk dat erfgoed in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken wordt. Het gaat dan niet alleen om individuele (gebouwde of aangelegde) monumenten of archeologische monumenten, maar ook de omgeving daarvan, stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen.
Gemeenten zijn verplicht om voor hun gehele grondgebied te beschikken over een bestemmingsplan (of een beheersverordening). Daarbij moeten zij rekening houden met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden – ook wel: cultureel erfgoed – inclusief de aanwezige of te verwachten archeologische monumenten.
In het bestemmingsplan wordt een bestemming gegeven aan alle gronden in het gebied, evenals regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken. Eén gebied kan ook meerdere bestemmingen hebben, de zogenaamde dubbelbestemming. Zo kan bijvoorbeeld een terrein met de bestemming ‘agrarisch’ tevens de dubbelbestemming ‘archeologie’ hebben, met daaraan verbonden planregels.
In de regels kunnen voor wat betreft archeologie ook vrijstellingsgrenzen worden opgenomen; ingrepen die onder een bepaalde oppervlakte- of dieptegrens blijven zijn vrijgesteld van het doen van onderzoek of het aanvragen van een vergunning. In één bestemmingsplan kunnen meerdere vrijstellingsgrenzen zijn opgenomen.
De regels zijn, samen met de verbeelding, het juridisch bindende deel van het plan. In de beperktere beheersverordening worden bestaande situaties vastgelegd.
Met de komst van de Omgevingswet in 2021 gaan de bestaande bestemmingsplannen, samen met alle gemeentelijke verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, over in het nieuwe gemeentelijk omgevingsplan.