Museale financiën
Volgens de definitie van de International Council of Museums (ICOM) mogen musea geen winstoogmerk hebben. De verschillende inkomensbronnen kunnen daarom alleen worden ingezet om de museale collectie in goede staat te houden en de instelling zelf goed te laten draaien.
Inkomstenbronnen
De grootste bron van inkomsten vormen subsidies. Hieronder vallen directe rijkssubsidies ten behoeve van instellingen die behoren tot de zgn. Basisinfrastructuur (BIS), indirecte rijkssubisdies (via andere rijksinstellingen, bijvoorbeeld universiteiten), provinciale subsidies en gemeentesubsidies. Ook is het voor musea mogelijk om loonsubsidie, overige subsidies en bijdragen uit private en publieke middelen te ontvangen, zoals uit Europese projecten, uit specifieke overheids- en private fondsen, van goede doelen of van vriendenverenigingen.
Andere grote inkomstenbronnen zijn publieksinkomsten uit kaartverkoop, sponsoring (door privépersonen of bedrijven waarbij een museum als tegenprestatie reclame maakt), verkoop in de museumwinkel, het restaurant en overige inkomsten (zoals inkomsten uit speciale evenementen, lezingen en bruikleenverkeer.)
Uitgaven
Musea maken kosten om de instelling en de collectie te kunnen exploiteren. Onder deze uitgaven vallen bijvoorbeeld het betalen van loon aan werknemers, het betalen van vaste lasten, het conserveren en restaureren van de collectie en bedrijfskosten als verzekeringen.