Opleiding

Inkomen

Over het algemeen geldt hoe hoger de opleiding hoe vaker aan een vorm van erfgoedbeoefening wordt gedaan. Ook mensen met een inkomen van 1,5 keer modaal en hoger zijn over het algemeen actiever bezig met erfgoedbeoefening dan mensen met een lager inkomen. Inkomens van 1 tot 1,5 keer modaal doen het minste aan erfgoedbeoefening.
Bovenstaande grafieken tonen het percentage erfgoedbeoefening in Nederland naar opleiding en inkomen in 2014.
Ten opzichte van 2012 is het percentage Nederlanders dat aan erfgoedbeoefening doet in 2014 in bijna alle categorieën en opleidingsniveau's gelijk gebleven of gestegen. Over het algemeen geldt dat hoe hoger de opleiding hoe vaker men aan een vorm van erfgoedbeoefening doet. Mensen met een hbo- of universitaire opleiding zijn in alle categorieën het meest actief. Voor alle opleidingsniveau's geldt dat het bestuderen van een historische persoon of gebeurtenis het meest populair is en het uitoefenen van een oud ambacht het minst.
Bij mensen met een lo, mavo of vmbo achtergrond is van 2012 - 2014 het doen van stamboomonderzoek iets gedaald (van 5% naar 4%), bij die met een mbo, havo of vwo opleiding daalde het verzamelen van historische voorwerpen (van 5% naar 4%) en het uitoefenen van een oud ambacht (van 4% naar 2%).
Mensen met een inkomen vanaf 1,5 keer modaal zijn over het algemeen actiever bezig met erfgoedbeoefening dan mensen met een lager inkomen. Het onderzoeken van historische personen of gebeurtenissen komt bij de laagste inkomens het meest voor (23%). Opvallend is dat mensen met een inkomen van 1 tot 1,5 keer modaal minder actief aan erfgoedbeoefening doen dan mensen met een inkomen dat lager is. Ten opzichte van 2012 is in 2014 het aantal mensen met een inkomen van 1 tot 1,5 keer modaal dat historische object verzamelt iets gedaald (5% naar 4%) en wordt door hen ook minder vaak een oud ambacht beoefend (van 4% naar 3%). Ook diegenen met een inkomen van 1,5 tot 2,5 keer modaal beoefenden in 2014 minder vaak oude ambachten dan in 2012 (van 4% naar 3%).
P. van Houwelingen en A. van den Broek, Gisteren vandaag: Erfgoedbelangstelling en erfgoedbeoefening, het culturele draagvlak nr.15, Sociaal Cultureel Planbureau, 2015.
A. Tiessen - Raaphorst en A. van den Broek, Sport en Cultuur. Patronen in belangstelling en beoefening, Sociaal Cultureel Planbureau, 2016.
Peildatum: 31 december 2014
Meetfrequentie: tweejaarlijks
De gegevens zijn gebaseerd op de uitgave Sport en Cultuur. Patronen in belangstelling en beoefening van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP heeft hierbij gebruik gemaakt van cijfers afkomstig uit het onderzoek Vrijetijdsomnibus dat eind 2014 tot begin 2015 werd afgenomen. Er is respondenten gevraagd vragen te beantwoorden over de afgelopen 12 maanden. De resultaten hebben dus grofweg betrekking op 2014. Voor het onderzoek werden 3031 Nederlanders ouder dan 6 jaar aselect gekozen. De respons was 55%. De steekproef weerspiegelt de samenstelling van de bevolking.
Het woord ‘erfgoedbeoefening’ is door het SCP gemunt naar analogie met de kunstbeoefening in de amateurkunsten, tegenover kunstinteresse. Daarbij speelt bij erfgoedbeoefening echter wel als beperkende factor dat niet iedere amateur zo maar alles mag; bepaalde handelingen met betrekking tot erfgoed zijn immers voorbehouden aan professionals, zoals het restaureren van een schilderij, of gebonden aan een vergunning, zoals het restaureren van een monument. In de enquête is niet enkel gedoeld op Nederlands erfgoed, maar op erfgoed in het algemeen.
In het onderzoek van het SCP konden respondenten aangeven aan meerdere vormen van erfgoedbeoefening te doen. De optelsom van alle percentages per vorm erfgoedbeoefening kan daarom niet worden gezien als het totaal percentage Nederlanders dat aan minstens één vorm van erfgoedbeoefening doet.