Trend lasten

Provincies

Categorie

Status

In 2018 overstegen de totale lasten van de 616 musea in Nederland de 1 miljard euro (1.029.000.000). De musea in Noord-Holland (415 miljoen) en Zuid-Holland (258 miljoen) evenals de musea in de categorieën Kunst (473 miljoen) en Geschiedenis (393 miljoen) hadden hierin het grootste aandeel. De 27 BIS-musea hadden in 2018 in absolute zin de hoogste lasten, gemiddeld 14,7 miljoen per museum. De lasten stegen vooral voor musea in Overijssel, Friesland en Zeeland.
Bovenstaande grafieken tonen de totale lasten van de musea per provincie, per museumcategorie en per museumstatus in 2018 evenals de trend van de lasten sinds 2016. De trendcijfers zijn gebaseerd op een panel van musea die van 2016 t/m 2018 tot de responsgroep behoorden. Het gaat hier dus niet om de gehele museumpopulatie in deze jaren.
Vaste lasten van musea bestaan o.a. uit personeelskosten, huisvestingskosten, afschrijvingen, aankopen etc.
In 2018 betaalden de 616 musea samen € 1.029.000.000 aan vaste lasten. Bijna tweederde deel hiervan (€ 673.000.000) werd gedragen door musea in Noord- en Zuid-Holland. Zij betaalden aan vaste lasten respectievelijk 415 miljoen en 258 miljoen euro.
Hoewel de gemiddelde vaste lasten van de Nederlandse musea sinds 2016 met slechts 0,6% stegen, laten de cijfers per provincie een grillig beeld zien. Voor de musea in de provincies Overijssel (+36,8%), Friesland (+28%) en Zeeland (+22,2%) stegen de vaste lasten flink ten opzichte van 2016, voor die in de provincies Limburg (-18,6%) en Noord-Brabant (-14,5%) daalden zij daarentegen sterk.
In 2018 hadden de 117 musea voor beeldende kunst het grootste aandeel in de totale lasten van de 616 musea. Van het totaal van 1029 miljoen aan vaste lasten betaalden zij 473 miljoen (46%), wat neerkomt op 4 miljoen euro per museum. De 395 musea voor Geschiedenis hadden met 393 miljoen euro eveneens een groot aandeel in de totale lasten (38%), echter draait het hier om in totaal 395 Geschiedenismusea, 64% van het totaal. In abslute zin betaalden zij dus de laagste vaste lasten per museum, gemiddeld 1 miljoen euro. De 12 Volkenkundige musea hadden met 32 miljoen euro in 2018 relatief de laagste lasten, maar betaalden na de Kunstmusea het meeste, gemiddeld 2,6 miljoen euro per museum.
De 27 BIS-musea betaalden in 2018 met elkaar 399 miljoen aan vaste lasten (39%). Dat komt neer op gemiddeld 14,7 miljoen per BIS-museum per jaar. Voor de 441 overig-geregistreerde musea lag dit bedrag veel lager, gemiddeld op 1,3 miljoen euro (559 miljoen euro in totaal). De 72 niet-geregistreerde musea betaalden tesamen 72 miljoen euro aan vaste lasten, hetgeen neerkomt op 0,5 miljoen per museum per jaar.
Museumstatistiek 2009-2018, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Museumvereniging (MV) en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
31 december 2018
Meetfrequentie: jaarlijks
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de enquête Museumstatistiek die het CBS heeft gehouden onder de totale museumpopulatie in Nederland in 2009, 2011, 2013, 2015-2018. Vanaf 2015 vindt deze enquête jaarlijks plaats in samenwerking met de Museumvereniging (MV) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Deze samenwerking heeft geleid tot het herzien van de museumpopulatie, die op basis van gezamenlijk vastgestelde criteria tot stand is gekomen.
In de bovenstaande cijfers zijn de musea onder andere opgedeeld in Basisinfrastructuur (BIS) musea, overig geregistreerde (niet-BIS) musea en ongeregistreerde musea. Deze populatie is gezamenlijk vastgesteld door de RCE, MV en het CBS. In 2018 waren er 27 BIS musea die subsidie ontvingen vanuit het rijk. Daarnaast waren er in 2018 441 geregistreerde musea die stonden ingeschreven bij de stichting Museumregister Nederland. Ook zijn er in 2018 148 ongeregistreerde musea opgenomen in de museumpopulatie van de RCE, omdat deze weliswaar (nog) niet in het Museumregister staan ingeschreven, maar naar onze mening wel voldoen aan bepaalde criteria. Het gaat hier vaak om kleine en/of particuliere musea.
De musea zijn ook opgedeeld in 6 museumcategorieën. In 2018 waren er naar eigen opgave van de 616 musea 117 gewijd aan kunst, 395 aan geschiedenis, 26 aan natuurhistorie, 12 aan volkenkunde en 59 aan bedrijf, wetenschap en techniek. 7 musea schaarden zich in de categorie overig. Sinds de meting van 2017 hebben musea zelf kunnen aangeven tot welke museumcategorie zij behoren. In voorgaande jaren is deze indeling door de RCE uitgevoerd. In enkele gevallen komt het dus voor dat musea in een andere museumcategorie zijn ingedeeld dan in voorgaande jaren. Ook nieuw in 2017 was de mogelijkheid dat musea konden aangeven niet tot een van de vijf vooraf gedefinieerde categorieën te behoren.
De cijfers van de musea in Flevoland zijn opgeteld bij die van de provincie Utrecht. Vanwege het lage aantal musea in de provincie Flevoland zouden deze te herleiden kunnen zijn tot individueel museumniveau.
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de antwoorden van de responderende musea uit de door de RCE, MV en CBS gezamenlijk vastgestelde museumpopulatie. Download hier de de cijfers van het aantal responderende musea per provincie, museumcategorie en museumstatus over de jaren 2009, 2011, 2013, 2015-2018 en hier de lijst van alle musea in de populatie en de gebruikte labels.
De gegevens zijn gebaseerd op voorlopige cijfers. De voorlopige cijfers voor de totale populatie van 2018 zijn terug te vinden in de databank. De definitieve cijfers zijn te raadplegen op Statline van het CBS.
Lees hier meer over dit onderwerp.